“Valkenburg is een waanzinnige locatie voor de Romeinse geschiedenis”, vindt Isarin. “Het behoort wat mij betreft samen met Nijmegen tot de belangrijkste vindplaatsen voor die periode in Nederland. Er is hier de laatste jaren veel nieuwe kennis verworven.” Een deel van die nieuwe kennis is ontfutseld aan de palen van de Romeinse weg die in het kader van de aanleg van de RijnlandRoute langs de N206 ir. G. Tjalmaweg werd aangetroffen.”
Van de Romeinse weg in Weerdkampen is besloten 494 palen op te graven omdat dat nodig is voor de functionele oplevering van de bouwgrond. Zo’n 400 kunnen er in de grond blijven zitten (zie kader 1). “Er is denk ik geen plek in de wereld waar zoveel Romeins hout ligt als nu in de loods waarin wij werken. ”, zegt Isarin.
Hij werkt als archeologisch projectmanager voor het project RijnlandRoute. Van huis uit is hij geo-archeoloog.
“Al het hout van de opgegraven palen is onderzocht; we onttrekken er zo veel mogelijk kennis aan”, vervolgt hij.
Bij het onderzoekswerk aan het hout stuitten de onderzoekers eerder al op de inscriptie
‘COH II CR’, aangebracht door de wegenbouwers. Die vondst genereerde heel wat publiciteit.
Inmiddels is ook een tweede paal met inscriptie gevonden. De met een slagstempel aangebrachte letters staan voor ‘Cohors II Civium Romanorum’, het tweede cohort van de Romeinse burgers.
Dit was een eenheid van vijfhonderd man in het Romeinse leger, gespecialiseerd in de uitvoering van bouwwerkzaamheden.
Wij zouden zeggen: de genie. Isarin is zeer enthousiast over deze tweede inscriptie:
“Eén is soms géén, zeg ik in deze situatie. Met het vinden van deze tweede inscriptie hebben we nu zekerheid wie de Romeinse weg bij Valkenburg op een systematische manier bouwden. Heel waardevol.”
Productiebos!
De houtonderzoekers en de vele vrijwilligers leveren geen half werk. Allerlei aspecten zijn onderzocht. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de ouderdom, en wel in twee opzichten. Isarin: “Er wordt nu jaarring onderzoek uitgevoerd op 140 palen en dat zal naar verwachting duidelijk maken dat al die bomen zijn omgehakt in hetzelfde jaar, 124 na Chr. Dat is eigenlijk een beetje jammer; je hoopt ook het bewijs van latere reparaties aan te treffen, zoals bij de Romeinse maasbrug bij Cuijk.”
Maar dat is niet het enige. Het lijkt erop dat alle bomen precies even oud waren op het moment dat ze werden omgehakt. “Dat zou een behoorlijk spectaculaire conclusie zijn”, aldus Isarin. “Ga maar na: al die bomen van dezelfde leeftijd wijzen op een productiebos, dat tientallen jaren eerder moet zijn aangelegd. Het wijst daarmee op een veel hogere mate van planmatigheid, centrale aansturing en lange termijnmanagement dan gedacht. Het gaat ook om een project met een veel grotere geografische spreiding dan we tot nu toe dachten.”
Aanvankelijk werd gedacht aan de Ardennen als herkomstgebied, maar dat ligt uiteindelijk niet zo voor de hand. Isarin: “Als je het fundament voor een weg langs de Rijn wilt bouwen, waar haal je de bomen dan vandaan? Het is dan wel zo makkelijk om ze zo dicht mogelijk bij de Rijnoever in Duitsland te kappen. Dat is dan ook waar de gedachten nu naar uitgaan; de onderzoekers hopen uiteindelijk een plek te kunnen aanwijzen.”
En nou kappen
Een aspect van het hout dat eveneens zorgvuldig onderzocht is, betreft de kapsporen. “De onderzoekers proberen zelfs de persoonlijke ‘handtekening’ van de individuele houthakker te ontdekken, welke boom door wie gekapt is”, vertelt Isarin. Duidelijk is in elk geval dat het vakwerk betreft.
De bomen werden na het vellen volgens een vast patroon verder verwerkt. Eerst werd elke stam in zes ’taartpunten’ verdeeld. Vervolgens werden daar de scherpste zijden afgekapt, zodat een behoorlijk specifieke vorm ontstond.
Waarschijnlijk was het de bedoeling om zo dicht mogelijk bij een ronde paal te komen, omdat die vorm zich het gemakkelijkst in de ondergrond laat heien. Daarbij werd genoegen genomen met een benadering van die vorm, om zo weinig werk en zo weinig mogelijk afval te hebben. De palen werden zo als halffabricaten op de wegenbouwlocatie aangeleverd.
Gigantische kosten
De timing, halverwege de jaren twintig van de tweede eeuw, levert een belangrijke aanwijzing op voor de reden om de weg aan te leggen. “Deze weg tussen Millingen (Carvium) en Valkenburg (Praetorium Agrippinae) was vooral bedoeld voor militaire logistiek
Als ruiters en legionairs zich sneller langs de Rijn kunnen verplaatsen, zijn ze beter in staat de Rijntransporten en grens veilig te stellen. En gezien de timing had die geoptimaliseerde bescherming een specifiek doel: het beveiligen van alle aanvoer die nodig was – zoals bouwmateriaal – voor de overtocht naar Brittannia in het kader van de bouw van de Muur van Hadrianus. Valkenburg was wellicht de havenplaats van waaruit die overtocht werd gemaakt. Een bezoek van Hadrianus aan Valkenburg in 124 na Chr. is gedocumenteerd tijdens zijn verkenning van de grenzen van het rijk. Daarmee is deze veronderstelling niet heel speculatief.”
De weg was daarmee onderdeel van een militaire operatie die zich uitstrekte van Duitsland tot Schotland. Isarin: “Voor deze weg kozen de Romeinen voor de zwaarst mogelijke uitvoering wat aangeeft dat ze het landschap en de processen van rivier en zee goed kenden; de weg is zeer grondig en stevig uitgevoerd, zes meter breed, door moeilijk terrein. Ze kozen letterlijk niet voor de makkelijkste weg.”
De kosten van dit grootschalige project moeten astronomisch zijn geweest. Isarin:
“Het is lastig om de kosten als aandeel van de totale overheidsfinanciën naar huidige maatstaven om te rekenen, maar een project als de Betuwelijn valt daarbij volledig in het niet – denk eerder Betuweroute keer tien.” Misschien is het ook niet gek om aan een project als de Deltawerken te denken.
Die gigantische kosten rechtvaardigen een aantal conclusies. “De Romeinen investeerden om te blijven. Hier vonden ze hun grens kennelijk relatief makkelijk te verdedigen, maar ook een relatief makkelijke verdediging kost geld. Kennelijk was er ook economisch voldoende reden om in deze streken te blijven. Het beeld van een zompig land met weinig economische activiteit mag daardoor wel iets worden bijgesteld. Kennelijk leverde dit land toch voldoende producten op die het Romeinse rijk nodig had om een dergelijke investering te rechtvaardigen.”
Leendert van der Ent .