Circa 30 leden waren donderdag 25 april naar het dorpshuis gekomen voor de jaarlijkse leden vergadering. In een vlot tempo ging voorzitter Nelly Smits langs de bekende agenda punten en na precies 28 minuten was het al weer tijd voor een kop koffie. In haar openingswoord stond de voorzitter stil bij het overlijden van Noel Rosier, die 16 jaar lang voorzitter is geweest van de stichting Torenmuseum. Het financieel beleid zag er gezond uit en de stukken van de secretaris gaven een gedegen overzicht van de activiteiten van de vereniging.
Na de pauze was het woord aan Jack Bouma, die uitvoerig vertelde over de molens in Katwijk en Valkenburg. Even leek het er op dat de hoofdschotel met name de voor iedereen bekende Molen in Katwijk binnen zou zijn. Maar na driekwartier kwam dan toch het hoofdgerecht; namelijk de Oostmolen aan de Kas wetering op de grens met Wassenaar.
Valkenburg kende in het verleden zeker vijf molens. Naast de Oostmolen was dat een watermolen in het Boonrak (Duyfrak), een Wipmolen bij Zonneveld, een koren molen bij Brussee en een molen ergens aan de Broekweg. Van deze molens was de Oostmolen de meest bekende. De allereerste (oost) molen werd gebouwd in 1631 als Wipmolen. De molenaar was Jacob Cnotter. De molenaar en zijn gezin woonden in de molen. Zij hadden ongeveer de helft van de ruimte ter beschikking . De andere helft was voor het ronddraaiende rad. De molen stond op de kop van de molensloot. Dit was de grens tussen Valkenburg en Wassenaar. Dus de molen stond op beider grondgebied. Waarschijnlijk moest er eerder ook al molens gestaan hebben, want in Katwijk kwam de molen al voor in 1343. In 1704 werd een nieuwe molen gebouwd o.a van de gele Ijselsteentjes. De molen aan de Ruigelaan heette vanaf 1728 Oostmolen. In 1757 stond de molen in brand en dat gebeurde in 1820 nog een keer. Toen had de molen al de vorm zoals de oudste Valkenburgers deze nog voor ogen hebben. De molen moest aanvankelijk de Ruigelaanse polder drooghouden. Door middel van duikers, te beginnen in 1633, werd het droog te houden gebied steeds groter. De oogeboomse polder, Sonneveltse polder kwamen erbij. Aan het einde van de 18e eeuw werd zelfs een duiker onder de Kas wetering gelegd. Er werd in die tijd ook een woning gebouwd voor de molenaar. Deze woning stond op het grondgebied van Valkenburg. Vanaf dat moment was de molen definitief een Valkenburgse molen.
In 1926 kreeg de molen nieuwe ijzeren wieken (zie foto). Op 10 mei 1940 werd de molen zwaar beschadigd als gevolg van oorlogshandelingen. Aanvankelijk werd begonnen met het herstel van de molen, maar de Duitsers besloten toch de molen te slopen. Wat overbleef was een stenen romp. De laatste molenaar was Van Rhijn. In 1954 werd ook deze alsnog weggehaald. Tot begin deze eeuw stonden her en der elektrische molens van ijzer, zoals in de Broekweg. Nu herinnert zo’n molentje in Veldzicht ons aan het Valkenburgse molenverleden.