Maquettes: “Opgravingsgegevens vanaf het platte vlak omhoogtrekken”

In het Torenmuseum komt op de vierde verdieping een overzichtskaart van Romeins Valkenburg. Daarop wordt een reeks maquettes geplaatst, die als een loep op die kaart liggen. De eerste maquette is klaar: een crematieritueel dat natuurgetrouw de archeologische werkelijkheid op De Weerdkampen weergeeft. Het werk aan ‘poort van het legioenskamp’ is in volle gang. Maquettebouwer Karin van den Berg legt uit hoe ze te werk gaat. Kort samengevat: elk detail is samen met archeoloog Julia Chorus overdacht.

De crematiestoet brengt de draagbaar met daarop het lijk van een vrouw naar de brandstapel die vooraf in gereedheid is gebracht. Eén rouwende draagt een schaaltje met druiven, een attribuut dat (in het juiste seizoen) gebruikelijk was bij een Romeinse crematie. Een ander draagt een geschubde wierookpot die als grafgift zal worden meegegeven. Bij de grafheuvel-in-aanbouw staan nog wat potten met grafgiften klaar.
De research voor de maquette is tot in het kleinste detail ontleend aan de vuistdikke publicatie over de opgravingen in De Weerdkampen onder redactie van Jeroen Loopik en Wouter Vos. Zo is een deel van de grafgiften met het lijk verbrand, terwijl een ander deel onverbrand is meegegeven. De potten op de maquette zijn een kleine tweeduizend jaar later precies zo teruggevonden. Nu zijn ze te zien op de maquette met een ronde grondplaat van 25 centimeter doorsnede. Grotere scenes, zoals die van de poort van het legioenskamp, krijgen een grondplaat van 40 centimeter diameter.
Behalve de publicatie over De Weerdkampen zijn er gegevens over grafrituelen geraadpleegd, zoals die op Romeinse reliëfs te zien zijn. Er zijn daarnaast filmpjes van re-enactment in Groot-Brittannië. Het nadeel daarvan is, dat het een enscenering van de elite in Rome wordt nagespeeld.
Hoe representatief was dat voor wat er aan de randen van het rijk gebeurde? De vrouw in grafheuvel behoorde weliswaar tot de lokale bovenlaag, maar de inschatting is dat de praktijk hier aan de limes daar toch wel ver van af stond.

Hoe representatief was dat voor wat er aan de randen van het rijk gebeurde? De vrouw in grafheuvel behoorde weliswaar tot de lokale bovenlaag, maar de inschatting is dat de praktijk hier aan de limes daar toch wel ver van af stond. Maquettemaker Karin van den Berg van KOBALT Museale Diensten liet zich wat dit betreft eerder inspireren door de stoet die te zien is in het Gallo-Romeins Museum in Tongeren toont.

De schaal
De eerste stap richting het uitwerken van het schaalmodel was het bepalen van de schaal. Wat zou beter werken: 1 op 87 of 1 op 50? De kleinste schaal biedt meer omgeving, maar minder detail op de figuren. De grotere schaal biedt minder omgeving, maar maakt meer details zoals een schaaltje met druiven en de potten mogelijk. Karin werkte de twee schalen schematisch uit om te kijken wat beter zou werken. De keuze van archeoloog Julia Chorus, bestuurslid Leendert van der Ent en Karin zelf viel naar aanleiding van dat beeld uiteindelijk op de uitwerking in 1 op 50.
De details in de figuren zullen op deze schaal uiteindelijk de meeste impact geven, zo is de inschatting. Deze schaal maakt daarnaast toch nog voldoende relevante omgeving mogelijk, zoals het grafmonument van de vrouw die wordt gecremeerd en een andere, oudere grafheuvel in de buurt. In het grafmonument voor de vrouw zijn de resten van rechtopstaande palen gevonden. Er wordt uitgegaan van een paallengte van 189/200 cm, vertaald naar 1 op 50. Ook de paaldikte is exact in verhouding weergegeven.

Schoenen uit, sandalen aan
De schalen waarop een keuze kan vallen, hangt mede af van de schaal waarin figuurtjes beschikbaar zijn. 1 op 87 is een gebruikelijke schaal voor modeltreinen (spoor HO), terwijl 1 op 50 wordt gebruikt voor architectuurmodellen. Uiteraard zijn noch de treinreizigers noch de personen in moderne architectuurmodellen uitgedost als Romeinen. Als er ruiters in het spel zijn – die overigens in 1 op 50 niet zijn te krijgen – dan wordt het complete paardentuig zo goed mogelijk aangepast. De stijgbuigel was bijvoorbeeld een vroegmiddeleeuwse uitvinding, die er in de Romeinse tijd nog niet was.
Hoe vorm je kantoorpersoneel om tot Romeinen? Het komt er op neer dat Karin met schuurpapier heel voorzichtig de lange broeken, overhemden, colbertjes en schoenen van de figuurtjes ‘uit doet’ en ze vervolgens met verf en textiel weer aankleedt met harnassen, tunieken of, in dit geval, van ragfijne witte stof.
Het detailniveau voert ze daarbij ver door: op de voeten van de Romeinen zijn met lijntjes van zo’n 0,2 millimeter de leren riemen van sandalen te herkennen!
“Het maken van deze maquettes is het vertalen van de resultaten van bodemonderzoek in miniatuur”, stelt Karin. “Opgravingsgegevens zoals genuanceerde kleurverschillen in de bodem, houtresten en paalgaten worden vanuit het platte vlak omhooggetrokken tot een verkleinde versie van de constructie die er ooit boven heeft gestaan. Archeologisch tekenaars doen dat ook, maar die kunnen iets vanuit één gezichtspunt laten zien. Zij kunnen daardoor bepaalde onzekerheden over hoe een constructie nu werkelijk in elkaar zat aan het zicht onttrekken. Bij een maquette heb je die mogelijkheid niet. Die moet in 3D volledig zijn uitgewerkt en kloppen.”

Een verhaal
Een geslaagde maquette is niet zomaar een statisch plaatje, vindt Karin. “Als het goed is, gebeurt er iets. Het is een still uit een film, waarbij de bezoeker moet aanvullen wat ervoor en erna gebeurt. Een boeiende maquette vertelt een verhaal vanuit de historische inhoud: soldaten verlaten een fort, terwijl de wachters hen groeten. Iemand is bezig een paard af te tuigen, een paar anderen staan te praten. Het belangrijkste object is vaak een bepaald gebouw, maar de figuren maken het verhaal.”
Daarnaast zijn er nog de talloze technische foefjes die een maquette ‘af’ maken. Neem het gras: hoe zorg je dat alle grassprieten recht overeind komen te staan? “Met een elektrostatisch apparaat kan ik ervoor zorgen dat mijn ‘savannegras’ door de staticiteit rechtop komt te staan”, onthult Karin.

Referentiemateriaal
Het tweede project in de reeks, de poort van het legioenskamp, is een bovengemiddeld lastige opgave. Je kunt de afmetingen in het platte vlak hebben dat is opgegraven, maar het ‘vanaf het platte vlak omhoogtrekken’ is hier extra moeilijk. Hier speelt archeoloog Julia Chorus een belangrijke rol. Reconstructies zoals Lund Roman Fort (UK) en Haltern am See (D) dienen als vergelijkingsmateriaal naast de publicaties over onder andere de bouwwijzen in Valkenburg, Bodegraven, Alphen en andere castella. Daarbij moet natuurlijk de vertaalslag naar een legioenskamp gemaakt worden.
De constructie van de wal komt van het legioenskamp komt overeen met die van het castellum in Valkenburg. Omgekeerde plaggen vormden een verticale wand tussen maaiveld en omwalling. Maar hoe stond de poort ten opzichte van die plaggen? Net ervoor of in een rechte lijn met de met de plaggenwal? In het referentiemateriaal over andere locaties is dat nergens hetzelfde.

Alles overdacht
De houten wanden waren opgetrokken uit planken, maar waren die horizontaal of verticaal aangebracht? En hoe dik waren die planken eigenlijk? De archeologie wijst erop dat de planken wand los van de hoekpalen van de torens stond. Dat is uit veiligheidsoogpunt ook logischer: zo vormen ze een extra beveiliging voor de belangrijke hoekpalen.

Militaire logica maakt ook onderdeel uit van de redenering, daar waar archeologische gegevens ontbreken. Maar hoever stonden die planken van de hoekpalen? Moeten de soldaten op de omwalling achter de borstwering over een houten plankier of aangestampte aarde lopen? Hoever stonden de kantelen uit elkaar en hoe breed waren ze? En als die verhouding op de toren niet precies uitkwam, welke oplossing zouden de Romeinen dan hebben gekozen? Was het hek rond de toren open of of dicht, of naar achter open en van opzij en van voren dicht? Steeds weer die vragen: wat weten we eigenlijk? Welke keuze maken we bij conflicten tussen bronnen? En wat is een logische invulling van wat we niet weten?

Eén ding is duidelijk: wie te zijner tijd de maquettes gaat bekijken kan er absoluut zeker van zijn dat over elk detail, tot het kleinste aan toe, zorgvuldig is nagedacht.

Leendert van der Ent

 

Ook interessant

De romeinse expositie is vernieuwd.

Foto van de maand september 2024

Romeinse limesweg palen door Provincie Zuid Holland overhandigd

Nieuwsbrief april 2024

Contact

Torenmuseum

Het Torenmuseum ligt in het centrum van het dorp Valkenburg in Zuid-Holland tussen Katwijk en Leiden.

Openingstijden
Zaterdag 13:00 – 16:00 uur 
Zondag 13:00 – 16:00 uur en
op afspraak

Entreeprijs
Volwassenen: € 2.00
Kinderen t/m 12 jaar: gratis

Aanmelden nieuwbrief

Scroll naar boven