Herman Dijkhuizen, juni 2015
Het is al een behoorlijke tijd geleden dat ik een gesprek had met Annie Rhijnsburger, ondanks haar naam een echte Valkenburgse. Ze werd geboren in 1924 en woont nu in de Wilbert.
Toen ik haar sprak woonde ze nog in het eerste huis van De Wei. Het dwarsstraatje recht tegenover de hoofdingang van basisschool De Burcht. Ze liet me foto’s zien van haar overleden man, Hans Imthorn. Een koninklijke onderscheiding hing in de gang. Hij had veel betekend voor de dorpsgemeenschap. Ze was terecht trots op hem!
Annie heeft haar hele leven in Valkenburg gewoond. Zestien jaar voor de Tweede Wereldoorlog werd ze geboren in het laatste van een blokje van vier rijtjeshuizen aan de Hoofdstraat schuin tegenover de plek waar nu Hoogvliet is gevestigd.
“Of ze zich nog herinnerde wanneer de eerste auto’s in het dorp kwamen?” was mijn vraag, want daar kwam ik voor.
Nou dat wist ze nog goed! Haar geheugen over haar jeugd was nog steeds prima. “Als klein meisje van 5, 6 jaar rende ik nieuwsgierig de straat op als ik een auto hoorde aankomen.” begon ze haar verhaal.
Het was dan ook voor het hele dorp een gebeurtenis van jewelste toen juist in die tijd Siem Poot een garagebedrijf begon bijna tegenover haar ouderlijk huis. “Op de plek waar nu Hoogvliet staat” verduidelijkte ze. Met aan de weg een benzinepomp, van het merk Purfina als ze zich dat goed herinnerde.
Siem Poot kocht bij de start van zijn bedrijf ook een personenauto. Die gebruikte hij als taxi. Siem reed je daarmee naar Het Haagsche Schouw, naar het ziekenhuis in Leiden of zelfs nog verder. Op zondag werd door hem met die taxi de dominee opgehaald als die niet uit de buurt kwam en het te ver fietsen was. Dat was blijkbaar voor het dorp geen probleem.
Een gewoon mens had geen geld voor een taxi. Als Annie kleren nodig had liep ze samen met haar moeder naar Het Haagsche Schouw. Vandaar namen moeder en dochter de gele tram richting de Haarlemmerstraat. De straat waar Annie woonde noemde iedereen de Straatweg, of anders Steenweg dat kon ook.
Een bestrate weg door het dorp was toch iets bijzonders. Als je naar Leiden ging moest je voor het onderhoud van de verharde weg betalen bij het Tolhuis.
Dat huis stond ongeveer honderd meter voorbij de plek waar nu de Kwantum staat. Altijd de bel luiden, dan kwam er iemand die het tolhek open deed! Annie weet nog dat je voor een fiets 5 cent moest betalen. Toen ze later een dienstje naam in Wassenaar mocht ze per week afrekenen. Ondanks het geïnde tolgeld was de Straatweg geen best onderhouden weg. Een hobbelweggetje vond Annie het maar, met heel weinig verkeer. De jongens voetbalden op klompen altijd gewoon midden op de straat. Ze liepen niemand in de weg.
Annie weet nog goed dat haar neefje uit Wassenaar een keer op bezoek kwam. Hij vond Valkenburg maar een armzalig boerendorpje. “Hier zie je nooit iemand” was zijn ongezouten commentaar en hij ging ter illustratie midden op straat breeduit in een stoel zitten. “Mij gebeurt niks, al blijf ik hier gewoon de hele middag zitten.” Na een half uur gaf hij het op. Nog steeds in de verste verte geen auto of zelfs fietser te ontdekken.
Annie was eigenlijk een beetje beledigd, dat wel. Begrijpelijkerwijs is het Wassenaarse neefje nooit haar favoriet geworden.
We besluiten het gesprek. “Die auto van Siem Poot was volgens mij de eerste van een echte Valkenburger. Dat kun je aan iedereen navragen”, besluit Annie.
En ik houd het daarbij. Tot het tegendeel blijkt….