Herman Dijkhuizen zocht het uit
Een drietal witte huisjes staat een beetje brutaal naar voren geschoven langs het versmalde deel van de Broekweg. Ze zijn genummerd 9, 11 en 13.
Je ziet het gelijk, er moet in de loop van de jaren door veel enthousiaste trotse eigenaren heel wat aan vertimmerd zijn. Het zijn mooie woningen geworden!
Voor de Tweede Wereldoorlog waren het armelijke arbeidershuisjes. Enkelsteens gebouwd, geen spouwmuur dus. De buitenmuren en vaak ook het hele huis waren daardoor heel vaak koud en vochtig. Bepaald geen prettig en gezond leefklimaat.
Ze stonden vlak aan de weg. Maar omdat ze samen met twee boerderijen aan de overkant de laatste huizen van het dorp waren, was dat toen nog geen probleem.
De voordeuren van de huisjes zaten aan de achterkant. Daar was een doorlopend pad. Daar maakte iedereen gebruik van.
Water haalde je uit een put. Op nummer 13 heeft die nog heel lang bestaan. Tegen het huis aangebouwd en met een schuine houten klep als afsluiting.
Een gezellig buurtje moet het toch ook geweest zijn. Kinderen genoeg in die tijd.
Ging je naar binnen dan had je natuurlijk beneden het woongedeelte en het keukentje met een met turf of hout gestookt fornuis. Bij het eten zat iedereen in een grote kring aan tafel en at met graagte wat de pot schafte (Kom daar eens om in deze tijd….). Ging je het trappetje op naar boven dan kwam je direct op de slaapzolder. Twee schuine kappen dus je kon alleen in het midden rechtop staan. Een of twee kamertjes waren afgetimmerd, maar een stuk gordijn was vaak ook genoeg. Als de jongens en de meiden maar apart lagen. Bovenaan de trap stond de po, voor gezamenlijk klaterend gebruik. In de begintijd was er geen dakbeschot. Je keek dus zo tegen de pannen aan. De kieren werden zo goed mogelijk dichtgestopt, Maar koud dat het was als het vroor! Bij stuifsneeuw vond je dat ’s morgens een laagje sneeuw op je bed. En die smolt niet… Het enige wat je ‘s nachts kon doen was dicht bij elkaar kruipen. Veel dekens waren er niet.
De vaders van de gezinnen verdienden hun karig loon vooral als landarbeider bij de boerderijen van Slootweg en Vis aan de overkant. De boerderij van Slootweg (voor oudere Valkenburgers de boerderij van Ooms) staat nog grotendeels overeind. Van die boerderij valt nu de spierwitte zijmuur van de stal op. Je ziet er ook nog een oud stalraam. Het woonhuis is nieuw.
Geen voordeur voor nummer 11.
Als je wilt aanbellen bij het middelste huis, nummer 11 dus, heb je een probleem. Er is geen voordeur te bekennen. Laat staan een voordeurbel! Even nonchalant binnenloeren bij het ene raam aan de Broekweg om te zien of er iemand thuis is? En dan kloppen op het raam? Niemand te zien. Dan toch maar even achterom proberen.
Opzij van nummer 9 zit de nieuwe voordeur van de buren. In de uitbouw, daardoor is er nu letterlijk en figuurlijk genoeg ruimte gekomen om te voorkomen dat je lekker ouderwets ”Vollek!” kon roepen bij de achterdeur. Maar bij nummer 9 moet je niet zijn. Er is trouwens ook niemand te zien.
Verder achterom is afgesloten met een stevig hek. En er blaft een te enthousiaste hond. Zomaar achterom naar nummer 11 gaat dus niet. PostNL geeft in zulke gevallen het pakje af bij de overburen.
Onverrichter zake ga ik terug. Ik zoek het telefoonnummer van Dirk van der Plas wel even op. De door mij geleende en zeer gewaardeerde foto’s van de situatie achter zijn huis van voor de verbouwing krijgt hij heus nog wel terug.
Van het recht van overpad vlak achter de drie huizen maken alleen de bewoners en bekenden van nummer 11 gebruik zo bleek een tijdje later.
Prachtig dat in onze Valkenburgse gemeenschap zo’n historische gegroeide situatie al jaren en jaren absoluut zonder problemen verloopt.