Niet altijd is er voldoende tijd en gelegenheid om belangrijke historische vondsten zorgvuldig op te graven, te documenteren en de betekenis ervan te duiden. In Valkenburg ging het in veel gevallen niet goed, weet ooggetuige Dirc Placius, die destijds bij de gemeente werkte. De Hercules van Valkenburg dook wonder boven wonder weer op na lange tijd te zijn verdwenen, maar andere zaken zijn verwoest of nog altijd vermist. Dirc Placius aan het woord over zijn wederwaardigheden.
’t Jogt 1964:
Expositievondsten spoorloos Dirc Placius: “Tijdens de aanleg van een diepriool ontdekte ik enkele Romeinse grachten. Hij waarschuwt de burgemeester en professor Glasbergen. Die laatste start een onderzoek, omdat hij een badhuis verwacht. Die verwachting komt niet uit [althans niet op deze plek in ’t Jogt]. Deze opgraving is voorzover bekend verder niet geëvalueerd of gepubliceerd.
Ik richtte op de zolder van het gemeentehuis een kleine expositie in met de vondsten die de opgravingssessie heeft opgeleverd. Het gaat onder andere om scherven, leren voorwerpen en hondenschedels. Die laatsten zijn een hobby van professor Van Giffen. Nadat de burgemeester uit Valkenburg vertrokken was, waren ook de objecten van de expositie er niet meer. Iemand wist te vertellen dat ze in een bestelbusje waren geladen.”
Garage Poot, nu Hoogvliet, 1964:
Hercules opgegraven Dirc Placius: “Een autodealer, Poot, laat aan de Hoofdstraat in Valkenburg een nieuwe garage bouwen. Dit is het gebouw waarin inmiddels de supermarkt Hoogvliet is gevestigd. Deze plek lag in Veldzicht, aan de rand van waar in de Romeinse tijd een grafveld lag. De fundamenten voor het gebouw worden nog met de hand en een spa gegraven. Dat was de taak van mijn vader. Bij de werkzaamheden stoot hij, zo heeft hij mij verteld, op de romp van een natuurstenen beeldje van Hercules. De beschadiging die is ontstaan door de spade is trouwens nog altijd zichtbaar op het beeld. Mogelijk gaat het om een beeld dat op het graf van een soldaat heeft gestaan. Er zat ook een Romeinse bronzen muntje (een as?) bij het beeld. De burgemeester vraagt aan mij om het beeld
op te halen bij de dealer, aan wie mijn vader het heeft afgegeven. Samen met de burgemeester ben ik vervolgens naar Amsterdam gegaan om het beeld aan
professor Glasbergen te laten zien. Die zette het op zijn raamloze kamertje. Daarna is er niets meer van het beeld vernomen, tot het in ongeveer 2018 in het RMO tevoorschijn kwam. Het is 54 jaar ondergedoken geweest! Autodealer Poot vertelde een heel andere versie over de vondst dan mijn vader. Hij bracht een broodje-aap-verhaal de wereld in. Samen met zijn buurman, de plaatselijke bollenboer, had hij er geen behoefte aan om archeologen op zijn land te krijgen. Daarom is hij gaan vertellen dat hij het had opgevist bij het peuren in de wetering – en zo is het destijds bekend geworden.
Merovingische Rijnbrug, De Woerd 1968:
Voorganger Van der Reijden-brug verwoest Dirc Placius: “De Gas unie was in 1968 bezig een gasleiding te leggen in De Woerd. Het bedrijf ploegde daarbij dwars door constructie, waar van we achteraf kunnen vaststellen dat het een zeer belangrijk monument moet zijn geweest. Archeologen hadden blijkbaar geen inbreng; de Gas unie was machtiger. Alles werd uit de grond getrokken en snel afgevoerd in vrachtwagens. Waarheen? Bestemming onbekend. Het was de gebruikelijke verwoesting van onze geschiedenis. Want wat bleek? Het moet hier zijn gegaan om een Merovingische (5e-8e eeuw) brug over de Rijn. De constructie bestond uit hoekige, aangeplante palen, waarvan nog zo’n twee meter over was. Mogelijk waren ze oorspronkelijk afkomstig van Romeinse gebouwen, die gemiddeld zes meter breed waren. Het was in die tijd gebruikelijk om Romeinse bouwmaterialen opnieuw te benutten. De Rijnbedding was tijdens de werkzaamheden mooi te zien. Deze glooide eerst omlaag en twintig tot dertig meter verder weer omhoog, haaks op de oever. Merovingische brug (5e – 8e eeuw) Er bevonden zich dikke lagen vulling onder de brug. Daaronder waren veel botten en ook was er Merovingisch aardewerk zichtbaar. De archeologen professor Van Giffen en professor Glasbergen waren aanwezig, maar konden niet anders doen dan er beteuterd naar kijken, want ze konden niets uitrichten. Aan de andere oever lag zogeheten Pingsdorfaardewerk op een langgerekt voormalig eiland in de Rijn. Dat eiland was naar het noorden
toe weer verbonden met Overdorp in Oegstgeest. Daar lag dus een tweede brug over de parallelle noordelijke Rijnarm. Eén en ander wijst erop dat het een belangrijk centrum moet zijn geweest. Het gaat hier om de oudst bekende dubbele brug over de Rijn in Nederland!
Adjutor de Cananefaat, 1968:
Oudst bekende Hollander Dirc Placius: “Tussen de Woerd-spruitjes vond ik een Romeinse bodemscherf met de inscriptie: ADIUTORIS (van Adjutor).
In Tipasa, Algerije, staat in het plaatselijke archeologische museum een grafsteen van een lansier uit onze streken. Het grafschrift bestaat zoals gebruikelijk uit
een reeks afkortingen die elke Romein onmiddellijk kon duiden: “D.M. ADIUTORIS EQ AL. PRI.CANINAFATUM VI.XXXXI MIL AN XXIII PRO.IB.IPSI BENE ME ABANUS.HE. P O” Dit betekent: “Aan de geest van Adjutor, ruiter van de eerste afdeling hulptroepen van de ruiterij van de Cananefaten. Hij leefde 41 jaar,
was 23 jaar in dienst. Voor zichzelf heeft hij [deze steen] laten verzorgen. Zijn erfgenaam Cabanus heeft die geplaatst.” Het sterfjaar van deze Adjutor was 147 na Chr. De bodem van de kom die ik zelf had gevonden, komt qua vorm en kwaliteit overeen met wat je met een exemplaar uit de tweede eeuw zou verwachten. Hetzelfde geldt voor het lettertype. De kans dat er twee Adjutors uit dit gebied in het leger zaten is te verwaarlozen. Daarvoor was de omvang van de bevolking te klein. We kunnen dus rustig concluderen dat het hier gaat om de vroegst bekende ‘Hollander’.”
Woerd-stèle, 8 of 9 juni 1972:
Topvondst in de kofferbak, nooit meer gezien Dirc Placius: “Middenop De Woerd ontdekte ik in 1972 tijdens een opgraving de afgebroken hoek van een natuurstenen stèle. Deze was de opgavers ontgaan. De stèle zelf lag net buiten het opgravingsgebied, maar werd de volgende dag toch gevonden op basis van mijn aanwijzingen. Zo te zien was de stèle compleet. Eén van de opgravers noemde het iets dat klonk als ‘epitheel’. De opzichter van de opgraver was er erg blij mee. Er stond een Latijnse tekst op, zo werd me verteld. Ikzelf kon alleen de achterkant zien, toen hij al in de kofferbak van een auto lag. Daar zijn getuigen van: Sarfatij, Bloemers, Brunsting, Katwijkse werkelozen en vrijwilliger D van der Kaaij. Deze laatste is degene die de bekende scheenplaat met slangen vond (die ligt in het Torenmuseum). De stèle is na het inladen in de kofferbak van de auto nooit meer gezien. Zo verdwijnt steeds wat belangrijk is.” Dirc Placius Ps. Een stèle is een tablet of pilaar van hout of van steen, met daarin een in reliëf gebeeldhouwde voorstelling en/of tekst.