Hoeveel generaties klinkt het door?
Hoeveel generaties duurt een oorlog voort?
Nog zoveel levens, nog zoveel tijd voordat de echo van het laatste schot verdwijnt. (Liedtekst Renee van Bavel)
Er zijn 22 inwoners van Valkenburg gedood en velenzwaargewond gedurende de eerste oorlogsdagen.
Een gedenksteen bij de Krom herinnert aan deze hel.
Valkenburg-Rijnsburg, 10 mei 1940.
Het is half vier in de ochtend. Een groot aantal Duitse vliegtuigen is duidelijk op weg naar Den Haag.
Kapitein Tonnet van de Instructie Batterij slaat direct alarm en laat munitie uitdelen.
Per man worden uit de te kleine voorraad 10 patronen uitgegeven met de order alleen te vuren met een vrijwel zekere trefkans.
Het is duidelijk, Duitse parachutisten komen neer in de omgeving van Valkenburg.
Jacob Corbijn krijgt opdracht met dertien anderen te gaan onderzoeken of er Duitsers
in Valkenburg zijn.
Bij de dakpannenfabriek aan de kant van Oegstgeests, bij het pontje, zoeken ze een plek voor hun fietsen.
Ze trekken de aandacht van de familie Noort aan de Valkenburgse kant en komen zo aan de overkant.
Een patrouille, onder leiding van Jacob Corbijn, stelt twee Duitse verkenners buiten
gevecht. De Nederlanders zoeken dekking bij de kerk.
Om half zeven trekt een detachement van ongeveer 100 Duitse soldaten het dorp binnen.
Jacob Corbijn zoekt een strategische plek op de hoek van het Kerkplein en de Broekweg.
Dan gebeurt er iets totaal onverwachts. Drie Duitse parachutisten dringen ongezien van de achterkant een huis binnen. Ze stormen naar de voorkamer en schieten door het voorraam Jacob Corbijn neer.
Ook soldaat Leo Baerveldt sneuvelt. Omstreeks zeven uur geven de Nederlanders zich over. Jacob Corbijn en Leo Baerveldt liggen nu naast elkaar op onze Erebegraafplaats. 208 Nederlandse soldaten zullen sneuvelen bij de strijd in en om Valkenburg.
Het Wapen van Valkenburg, gezien vanaf de Hoofdstraat.
Naar het Wapen van Valkenburg, aan de Broekweg, zijn ongeveer 300 bewoners gevlucht. Uit angst voor de beschietingen gaat iedereen plat op de grond liggen. Jac. De Zwart schrijft in zijn dagboek: “Vanuit Katwijk werd een sterk granaatvuur geopend. Toen de eerste kwamen aanfluiten, kwamen de Duitsers hals over de kop naar binnen hollen”.
De Duitse blijken net zo bang als hun gijzelaars. “Naast mij was een Duitser op de grond gaan liggen” herinnert de Zwart zich “Ik zag dat hij over zijn hele lichaam trilde”.
Ook Jan de Vries bevindt zich in de feestzaal van het Wapen en die vertelde: “Rinus Ravensberger, die arme drommel, zeventien jaar pas, had een plekje tegen de muur gevonden. Terwijl Ik tegen hem aan zat slaat een granaat in het dak. Overal was stof”.
Hij ziet dat Rinus is geraakt, zijn been bloedt. De jongen wordt naar de christelijke school gebracht, die als noodhospitaal is ingericht.
Daar zal hij nogmaals door een Nederlandse granaat, ditmaal dodelijk, getroffen worden.
De Vries: “Ik heb nooit begrepen waarom ze op het hospitaal geschoten hebben terwijl een er een groot kruis op aangebracht was, zodat het duidelijk herkenbaar was.”
Het hospitaal zal de komende dagen vele malen worden getroffen.
Van de circa tweehonderd gewonden die er worden verzorgd, worden meerdere wederom ,door Nederlands vuur, getroffen.
Ook twee jonge Valkenburgse vrouwen, Grietje Postmus en Helena van Stijn, die vrijwillig de rol van verpleegster op zich hebben genomen, overleven de beschietingen niet.
Burgers op de vlucht
Op 11 mei beginnen de Nederlandse militairen een tweede aanval op het dorp.
De burgers vluchten weg in de kelders. De dorpskern staat in brand.
Een groep van honderd burgers vluchten over de Achterweg richting Zonneveldslaan. Voortdurend moeten ze dekking zoeken in de sloten naast de weg. Ze hopen via de Woerd de Hollandse linies te bereiken en zo veilig te zijn. Ze weten niet dat ook bij Het Haagsche Schouw Duitsers waren geland.
Ter hoogte van de Zonneveldslaan kwomt de groep in de laatste Duitse vuurlinie terecht. Langs de hele laan liggen de Duitsers in stelling, net als bij de boerderij Rhijnvliet.
Een Duitse luitenant beveelt de burgers naar de boerderij te komen.
Terwijl men via een modderslootje en een doornhaag in de tuin komt wordt vanaf het Haagsche Schouw de aanval op de boerderij geopend.
Een granaat ontploft midden in de groep waardoor het slootje vol doden en gewonden komt te liggen.
Na een beschieting van ruim een uur kunnen de gewonden, met behulp van wat voorhanden was vervoert worden.
Een deel vlucht de boerderij in, een ander deel gaat via de Straatweg (thans Voorschoterweg) terug naar het dorp. Echter, de stoet had zich nauwelijks in beweging gezet, of het schieten begon weer.
Het dichtstbijzijnde huis (van tante Maartje Langeveld) biedt onderdak. Al gauw was het huisje propvol met gewonden en niet-gewonden. Tot het einde van de vijf oorlogsdagen zal men daar blijven.
De volgende dag (12 mei) komen vroeg in de morgen ook de vluchtelingen uit de boerderij erbij, waaronder één dode. Alles rondom het huisje wordt kapot geschoten.
In het overvolle huisje besluit men dat een aantal burgers terug gaan naar het dorp.
Zo blijven er toch nog vijftig personen achter in het huisje.
Die middag veroverden de Nederlanders de boerderij Rhijnvliet, vervolgens beschiet een pantserwagen het huisje aan de Krom. Hoewel de aanval van korte duur is, vallen er weer twee doden te betreuren.
Tot dinsdagmiddag 14 mei verblijven de vluchtelingen in het huisje, waarna de gewonden over de Rijn kunnen worden gezet en vervoert naar de ziekenhuizen in Leiden. Aan de barre tocht is een einde gekomen, de hel was voorbij en had aan elf burgers het leven gekost, de jongste 1 jaar en de oudste bijna 62 jaar.
Een gedenksteen bij de Krom herinnert aan deze hel.