Marinus Post (schuilnaam Evert), een oudere broer van Johannes Post, woonde aan het begin van de oorlog op zijn nieuwe boerderij, met vrouw en zes kinderen, vlak buiten Kampen. Vanaf de zomer van 1942 verleende hij hulp aan tientallen joodse landgenoten, gaf hun onderdak in zijn woning en zorgde voor andere adressen, vooral bij boeren op het Kampereiland. In de nacht van 26 op 27 juli 1943 werd de boerderij overvallen door de Kampense politie onder leiding van een NSB-korpschef. Tijdens een schietpartij wist Marinus Post, in zijn onderbeen geraakt, te ontsnappen. Zijn vrouw en 17-jarige zoon Jan werden gearresteerd en verbleven tot de bevrijding in de concentratiekampen Vught, Ravensbrück en Dachau.
Gearresteerd en gefusilleerd
De joodse onderduikers werden ontdekt in een schuilhut achter de boerderij en weggevoerd. Vijf dagen later brandde de boerderij af. Na enige tijd in Barendrecht te zijn ondergedoken, verbleef Marinus meestal in Leiden en Rijnsburg o.a. bij zijn broer, dominee Henk Post. Van eind 1943 tot medio 1944 was hij, eerst in de Knokploeg (KP) van zijn broer Johannes, vanaf januari 1944 als hoofd van zijn eigen KP, betrokken bij meer dan tien overvallen op distributiekantoren en gemeentehuizen in Zuid-Holland, Gelderland en Overijssel. Een deel van de buitgemaakte bonkaarten werd ter beschikking gesteld aan de Trouw-organisatie. Op 20 oktober 1944 werd Marinus in Amsterdam gearresteerd en op 17 november 1944 in Alkmaar gefusilleerd. Marinus en zijn broer Johannes liggen begraven op de erebegraafplaats te Bloemendaal, tezamen met nog 371 andere verzetsstrijders.
Valkenburgse verzetsgroep
Het verzet in Valkenburg begon met het onderbrengen van onderduikers en Joden in het dorp. Daarbij werd samengewerkt met de verzetsgroepen van Rijnsburg en Katwijk. Begin 1944 kwam Arie Wassenaar van de verzetsgroep Katwijk, bij Govert Bol met het voorstel om in Valkenburg een afdeling van de Ordedienst (OD) van uitsluitend ongehuwde mannen op te richten. De Ordedienst was tijdens de bezetting een vooral militaire verzetsorganisatie die landelijk actief was. Binnen een week werden elf jonge mannen gevonden. Herman Bosker, een onderduiker bekend onder zijn schuilnaam Herman van Dijck, ‘Zwarte Herman’, werd tot commandant benoemd. Herman werd door de Duitsers gezocht in verband met het stelen van het bevolkingsregister van Loppersum in Groningen en verzetswerk in de omgeving van Dieren. Behalve deelnemen aan acties, deed de Valkenburgse groep mee bij het verspreiden van het illegale blad ‘Het Baken’, dat gedrukt werd in Katwijk.
Klachten over ‘onderduiker Tinus’
Vanaf begin 1944 had Marinus Post regelmatig contact met de ondergrondse van Valkenburg. In januari van dat jaar werd er een ‘onderduiker Tinus’, bij Govert Bol, hoofd van het lokaal verzet, gebracht. Deze onderduiker vertelde dat hij reeds een jaar was ondergedoken. Hij kon als timmerman aan het werk bij Joop Oosterlee en bij Piet van Duijn kreeg hij onderdak. Al spoedig kwamen er klachten binnen over deze man; hij kon zijn handen niet thuis houden. Toen Bol een week voor Pinksteren 1944 bij Van Duijn op bezoek kwam met het verzoek om nog een onderduiker op te nemen, vertelde van Duijn dat hij een brief van Tinus onderschept had, waaruit bleek dat hij van plan was te tekenen bij de SS en dat hij het ‘zootje’ in Valkenburg zou verraden voor 100 gulden aan de Sicherheidsdienst (SD). Bol overlegde met mensen uit de illegaliteit van Valkenburg en Rijnsburg; er werd besloten om de KP van Marinus Post erbij te betrekken.
Lijst met namen en adressen
Marinus Post bedacht een plan om met Tinus in contact te komen. Hij ging met een man uit zijn ploeg, Henk Steenbeek, naar Tinus; beiden deden zich voor als SD agenten. Na deze kennismaking bood Tinus spontaan aan de zaak in Valkenburg te verraden. Hij gaf Marinus een lijst waarop de namen stonden van 17 burgers uit het dorp en een lijst van 40 adressen waar Joden en onderduikers verborgen waren.
Valkenburg aan een ramp ontsnapt
Tinus werd een paar dagen later uitgenodigd op een schuit bij de Krom, zogenaamd om de laatste voorbereidingen te treff en voor een actie tegen het dorp. Marinus Post en een lid van KP hebben toen radicaal ingegrepen. Twee kogels maakte een einde aan zijn leven. Zijn lijk verdween in de Rijn en een grote ramp voor Valkenburg werd voorkomen. Weinig Valkenburgers hebben geweten welk een ramp er op dat moment dreigend boven hun dorp hing.
Marinus Poststraat en Marinus Postplein
Op 25maart 1947 besloot de Raad van Valkenburg een nieuw aan te leggen straat te noemen naar Marinus Post. In 1949 werd, in aanwezigheid van de weduwen van Marinus- en Johannes Post en zijn broer ds. Henk Post, de straat offi cieel geopend. Terecht leeft hij voort in de benaming van de Marinus Poststraat en Marinus Postplein.