Vijf dagen oorlog bracht Valkenburg extreem veel leed. Een dorp met amper 1000 inwoners, waar iedereen elkaar kent, moest 22 dorpsgenoten gaan begraven. De jongste 3 maanden de oudste 66 jaar.
Slachtoffers begraven
Niet alleen de 22 omgekomen inwoners van Valkenburg moesten begraven worden. Ook de vele gesneuvelde Hollandse en Duitse soldaten moesten een laatste rustplaats krijgen.
Dorpsgenoten, krijgsgevangenen en de bezetter waren die eerste dagen druk met het begraven van alle slachtoffers die er te betreuren waren.
Zo snel mogelijk puinruimen
De hechte gemeenschap lag letterlijk en figuurlijk in puin. Slechts 10% van de huizen en gebouwen was onbeschadigd en maar liefst 20% was zo zwaar beschadigd dat deze gesloopt moesten worden, waaronder de kerk in het centrum, het café ‘Wapen van Valkenburg’, winkelvoorzieningen en een groot gedeelte van het schoolgebouw . Valkenburg behoorde tot de twintig zwaarst getroffen woonplaatsen van Nederland. Al op 18 mei werd een regeringscommissiariaat voor de wederopbouw ingesteld. Prioriteit was het vaststellen van de schade, want men wilde zo snel mogelijk beginnen met het puinruimen. Naast materiële hulp en steun door de overheid waren er burgerinitiatieven voor financiële hulp aan Valkenburg. Zo bracht de eerste (in de openlucht) kerkdienst al 25.000 gulden op. Via het Leidsch Dagblad 4.300 gulden en er werd gecollecteerd in Wassenaar, Voorschoten en Leiden (ruim 11.500 gulden) . Het slopen van de kerk en het herstellen van de school waren belangrijk. Hoe eerder alles weer functioneerde des te beter dat was voor het dorp. De gemeenschap was zwaar teleurgesteld toen half juni besloten werd de toren toch te slopen vanwege instortingsgevaar. Eind juli werd een noodkerk in gebruik genomen. Deze zou vervolgens bijna tien jaar dienst doen als kerk.
Plannenmaken maken voor de wederopbouw.
Het maken van een plan voor wederopbouw werd voortvarend ter hand genomen. Naast nieuwbouw voor de gedupeerden werden ook enkele stedenbouwkundige verbeteringen voorgesteld. Zoals het verbreden van de Hoofdstraat, wat ten koste ging van het statige pand aan het Veerpad. Ook de Broekweg werd praktisch in zijn geheel gesloopt. Omdat woningen niet op dezelfde plek teruggebouwd werden, waren de desbetreffende gronden (tijdelijk) onteigend. In november werd er een hoorzitting gehouden waar de betrokken bewoners hun wensen ten aanzien van de nieuwbouw op tafel konden leggen. Dit gaf nogal enige discussie, met name over de plek van het nieuwe café.
Slager van Kesteren was er snel uit: “Doe mij maar de overkant.” Gemeente-architect Haasnoot ontwierp twaalf gemeentewoningen aan de nieuw aan te leggen Burgemeester Lotsystraat. Op 6 mei 1941 werd de eerste steen gelegd door burgemeester De Wilde. Dit was tevens het startsein voor de wederopbouw van ons dorp. Met de nieuwbouw aan de Broekweg kon nog niet worden begonnen. De wetenschap zag namelijk in dat het platgegooide centrum een unieke kans was om onderzoek te doen naar het ‘vermoedelijke’ Romeinse verleden in Valkenburg.
Professor Doctor Van Giffen kreeg van de Duitse bezetter alle kans om opgravingen te verrichten. Ook in 1942 en 1943 werden er opgravingen verricht, met een verbluffend resultaat. Maar liefst zes verschillende Castellums werden ontdekt. Eind 1941 werden door de gemeenteraad de nieuwe straatnamen vastgesteld. In het huidige dorp komen deze namen nog steeds voor. Reagerend op de ontdekkingen kreeg het kerkplein een nieuwe naam: Castelweg. Inmiddels: Castellumplein. Eind 1942 waren de herstelwerkzaamheden voor 95% voltooid.
Ruw verstoorde rust
De ogenschijnlijke rust in het dorp werd in het voorjaar van 1942 ruw verstoord. Op een zondagavond viel een bom op de kalkfabriek aan de Katwijkerweg. Deze vermoedelijk ‘verdwaalde’ bom kostte Jan de Wit het leven. Die avond was hij bij zijn vriendin geweest en was hij op weg naar huis. Vanaf 1943 werd er niet meer gebouwd in Valkenburg. De bezetting werd aangetrokken. De bezetter werd nerveus en concentreerde zich op de verdedigingswerken langs de kust. De geallieerden waren in aantocht.