“Micro-organismen vormden de eerste, onzichtbare aanvalsgolf tijdens de grote invasies”
In 2018 verscheen ‘The fate of Rome’ van Kyle Harper, een boek over de invloed van pandemieën en klimaatverandering op de ondergang van het Romeinse rijk. Het verscheen honderd jaar na de laatste pandemie die de wereld meemaakte. En, zoals we nu weten: één jaar voor de huidige pandemie. Dat geeft het boek een vreemde actualiteitswaarde. Wat het overduidelijk maakt, is dat pandemieën grote invloed uitoefenen op het verloop van de geschiedenis. Ze beïnvloedden zelfs indirect het verlaten van het Castellum in Valkenburg.
In Aschheim en Altenerding in de buurt van München bevinden zich vroegmiddeleeuwse kerkhoven. Moleculaire analyse van ter aarde bestelde botten toont aan dat daar in het midden van de zesde eeuw opeens veel mensen overlijden aan de builenpest. Dit nietige ‘datastipje’ voegt een nieuwe dimensie toe aan de kennis over de pestpandemie in deze periode. Het blijkt nu dat diep in het platteland, honderden kilometers van plekken waar de pandemie beschreven werd, ook massale sterfte had plaatsgevonden.
De afgelopen jaren hebben technieken uit de bètawetenschappen zoals deze botanalyse de kennis over de archeologie en de geschiedenis verrijkt. Harper brengt nieuwe stukjes kennis zoals deze, uit onderzoek van anderen, bij elkaar om de samenhang tussen ziekten en klimaatverandering aan de ene kant en de politieke, sociale, economische, militaire en zelfs religieuze geschiedenis aan de andere kant, tot een totaalbeeld samen te voegen.
Om deze ontwikkelingen in perspectief te plaatsen, legt hij pandemieën en klimaatontwikkeling als twee extra lagen over eerder bestudeerde aspecten heen. Dat maakt ontwikkelingen vaak een stuk beter verklaarbaar. Het is niet vreemd dat de belastinginkomsten teruglopen als na het ‘ideale klimaat’ (Roman Climate Optimum, RCO) tot het jaar 150 na Chr. de landbouw opeens te kampen krijgt met de koudste periode in duizenden jaren.
Die belastinginkomsten gingen voor twee derde deel naar het leger. Het is niet verwonderlijk dat de rangen van het Romeinse leger niet op het peil van 500-600.000 man gehouden kunnen worden, als een groot deel van de bevolking door ziekten sterft. Die schaarste aan mensen leidt er ook nog eens toe, dat er vanuit de teruggelopen overheidsfinanciën per soldaat hogere salarissen betaald moeten worden om zoveel mogelijk rekruten te werven. Minder geld, minder mensen, hogere kosten: dat kan bijna niet goed aflopen. En dat doet het dan ook niet.
De pest onder Justinianus
De builenpest-epidemie in het Oost-Romeinse rijk onder keizer Justinianus, die regeerde van 527 tot 565, was bekend. Op de website Historiek is hierover te vinden: “De zogenoemde Pest van Justinianus (541-543) wordt door sommige historici wel beschouwd als de eerste pandemie uit de geschiedenis. Andere historici zijn echter voorzichtiger en relativeren de impact van deze pest. De builenpest raakte met name het Byzantijnse Rijk (Oost-Romeinse Rijk) (…).”
Dat laatste is niet zo – er zijn uit dat gebied alleen de meeste teksten daarover bekend. Maar geschiedschrijver Gregorius van Tours (538-594) beschrijft ook wel delijke hoe deze pest vanaf 544 door West-Europa raasdei. De bewijzen uit Aschheim en Altenerding maken nu ook duidelijk dat Centraal Europa niet gespaard bleef. Het doet vermoeden dat heel Europa tot in de verste uithoeken de gevolgen heeft ondervonden.
Dergelijke nieuwe kennis completeert het betaalde beeld en maakt de politieke gebeurtenissen begrijpelijker. Zo plaatsen de schattingen die Harper presenteert over hoe hard de uitbraken het Oost-Romeinse rijk raakten, de economische en militaire mogelijkheden van het rijk in perspectief. Een wereldmacht met dertig miljoen inwoners is rond 540 druk bezig het Romeinse rijk tot zijn vroegere grandeur te herstellen. Binnen enkele jaren wordt dit rijk gereduceerd tot een ontredderde samenleving waarin vijftien miljoen overlevenden de boel draaiende zien te houden. In nog eens vier nieuwe pestgolven nadien zakt de bevolking uiteindelijk terug tot tien miljoen rond het jaar 600.ii Deze glimp uit het boek ‘The fate of Rome, climate, disease & the end of an empire’ (Het (nood)lot van Rome, klimaat, ziekte en het eind van een wereldrijk) van professor Kyle Harper maakt duidelijk hoe het kan dat de Arabieren bij de verspreiding van hun islam een groot deel van het keizerrijk eenvoudig onder de voet lopen.
Het West-Romeinse deel van het rijk was toen al eeuwen eerder verloren gegaan. Het feit dat dit deel van het rijk de derde eeuw overleeft, vindt Harper eigenlijk verwonderlijker dan de uiteindelijke ondergang aan het begin van de vijfde eeuw. Het herstel in de vierde eeuw was zo krachtig, dat juist de snelle ineenstorting rond 410 verrassend is. Veel geschiedenisboeken vermelden het jaar 476 als het einde, maar toen was er van een rijk al lang geen sprake meer.
De eerste pandemie ooit.
Deze pandemie op het hoogtepunt van de macht van Rome, tijdens de regering van Antoninus Pius, droeg tussen 165 en 172 na Christus ergens tussen de 2 en 33% van de bevolking van het Romeinse rijk naar het graf. Het leger, waar per definitie sprake is van intensieve contacten en veel mensen bij elkaar in kleine ruimten, wordt kennelijk nog harder dan gemiddeld getroffen, schrijft Harper: “Tegen het jaar 172, zo zeiden de kronieken, zat het leger tegen het punt van uitsterven aan.”iii De biografie van Marcus Aurelius beschrijft hoe slaven, gladiatoren en misdaadbendes werden ingelijfd om de rangen enigszins op peil te houden.”
Een dergelijke pandemie is ‘een onvermijdelijk ongeluk’ in een geglobaliseerde wereld waarin ziekteverwekkers moeiteloos binnen korte tijd over grote afstand met de handelsstromen en verplaatsingen van grote groepen mensen meegaan. Die invloed is buiten de pandemieën en epidemieën ook al goed te zien aan de enorm hoge ‘reguliere’ sterfte in de plaats waar alles in het rijk samenkomt: Rome.
De hoofdstad is een ‘vleesmolen’ waar veel nieuwkomers al snel bezwijken aan één van de ziekten die hier uit het hele rijk zijn samengebracht. De ziektedruk van deze eerste geglobaliseerde periode in de wereldgeschiedenis leidt er onder andere toe dat het postuur van mensen meetbaar kleiner is dan zowel in de periode ervoor als erna.
Chaos en pandemie
Van 249 tot 262 komt de gesel van een besmettelijke ziekte wederom neer op het rijk, mogelijk in de vorm van een ernstig influenzavirus. Deze zogeheten ‘pest van Cyprianus’ is genoemd naar de bisschop Carthago. Diens biograaf beschrijft de pandemie als volgt: “De ziekte overviel de mensen opeens en verspreidde zich sneller dan ze verwachtten, voedde zich met hun huizen als vuur, zodat de tempels gevuld waren met de slachtoffers van door de ziekte, die daarheen gevlucht waren in de hoop op genezing.”iv
Het ongeluk wil, dat deze pandemie samenvalt met grote politieke onrust. In 249 wordt keizer Philippus (bijgenaamd de Arabier) vermoord. Hierop volgden twee decennia van onophoudelijke legeropstanden en chaos. De grensbewaking stort in elkaar. Het rijk valt uiteen in stukken onder verschillende militaire bevelhebbers. Aanvallers van buitenaf krijgen vrij baan, onder andere aan de monding van de Rijn.
De geur van bloed
Verwoestingslagen in de opgegraven Nederlandse castella suggereren dat de limes aan de Nederrijn in de jaren 240 bezwijkt, wordt hersteld en als gevolg van invallen door de Franken opnieuw bezwijkt rond 256-258. Ook Valkenburg valt ten prooi aan deze verwoestingen. Het totaalbeeld is ontluisterend. De geschiedschrijver Eutropius zegt: “De geur van bloed leek aanvallen aan te trekken als nooit tevoren.” Deze gebeurtenissen staan niet los van de pandemie. Van de Parthen is het bekend dat de sterfte onder Romeinse soldaten de aanzet tot de aanval had gegeven.
Maatschappelijk verandert er veel tijdens en in de nasleep van deze rampzalige tijd. Het zilvergehalte in de munt valt terug tot niet meer dan een hint van edelmetaal, de prijzen van producten gaan alle kanten op en de belastinginning implodeert. Steden, dorpen en legerplaatsen verdwijnen van de kaart. Pas vanaf soldatenkeizer Claudius II en diens opvolger Aurelianus zet vanaf 268 een periode van herstel in.
Toch is de tijd van de limes als verdedingslinie waarachter het relatief veilig wonen is, vanaf deze tijd echt voorbij. “Micro-organismen vormden de eerste, onzichtbare aanvalsgolf tijdens de grote invasies”v die tot deze verwoesting hadden geleid.
Leendert van der Ent.